Het is donker. Pikdonker. Voorzichtig trekt hij zijn been onder zijn zoon vandaan die tegen hem aan in slaap gevallen is. Uitgeput. Hongerig. Langzaam, om hem vooral niet wakker te wakker te maken. Als zijn zoon onrustig kreunt houdt hij een moment zijn adem in. Laat hem alsjeblieft nog even slapen, bidt hij. Weggedoken in vergetelheid. Ze zitten hier nu al zo lang. Zou er ooit een eind aan deze nacht gaan komen?
Aan de andere kant van hem hoest iemand. Gemompel gaat als golf door de menigte heen.
Met hoeveel zouden ze hier zitten? Honderd? Tweehonderd? Hij heeft geen idee. Hij weet alleen dat het koud is en toch ook bedompt. Een geur van angst vermengd met oud zweet prikkelt zijn neus. Hij heeft frisse lucht nodig. Hij komt zuurstof tekort. Paniek golft door hem heen. Grijpt hem naar de keel.
Rustig blijven, adem halen, niet teveel nadenken!
Sissend laat hij zijn adem ontsnappen en sluit zijn ogen.
Groene velden, wuivend graan, zonnebloemen, daar moet hij aan denken. Niet aan de onzekerheid die voor hem ligt.
Langzaam komt zijn lijf weer wat tot rust.
Hij trekt zijn zoon tegen hem aan, streelt zijn haren. Zijn hand glijdt over de jas van zijn zoon, voelt de ruwe stof, de knopen. Dan voelt hij het stukje stof met de fijne steken. Zijn vrouw heeft het vlak voor hun vertrek op de jas van haar zoon en haar man genaaid. In gedachten ziet hij haar hoofd liefdevol gebogen over haar werk. Ze wilde het er netjes ophebben. Links op de revers. Op de plek waar het hart zit.
Zijn hand glijdt naar zijn eigen jas. Het voelt aan als een ster.
Een glimlach glijdt over zijn gezicht.
Het zal beter worden. Hij weet het zeker.
Dan schrikt hij op van een klap. Om hem heen beginnen mensen te schreeuwen. Jongens huilen.
Dan hoort hij stemmen buiten de ruimte. Deuren worden opgegooid en struikelend over elkaar klimmen ze naar buiten.
Ze zijn er geweest. Het is allemaal voor niets geweest.
Zijn arm klemt om zijn zoon heen. ‘Houd mij vast, laat mij vooral niet los!’ schreeuwt hij. De grote donkere ogen van zijn zoon kijken zijn vader angstig aan. Met twee handen houdt hij de arm van zijn vader vast. Ze zullen hem moeten loshakken als ze hem van zijn vader gescheiden willen krijgen.
Plotseling horen ze mensen roepen.
‘You are safe! Don’t worry. You’re safe now. We will take care of you.’
Dekens worden om hen heen gelegd en bekers warme thee wordt tussen de verkleumde handen gedrukt.
Verdwaasd kijken ze elkaar aan. Hebben ze het echt gered? Zijn ze echt veilig? Tranen van opluchting rollen over de wangen. Ze gaan naar een veilig land. Een land waar geen oorlog is. Waar ze niet hoeven te vrezen voor hun leven. Hij hoopt dat ze naar het land kunnen gaan waar hij ooit over gelezen heeft. Waar kinderen iedere dag gewoon naar school gaan. Waar een toekomst gloort voor kinderen. Ook die van hem. Waar op zondagavond iedereen voor de televisie zit en kijkt hoe mensen taarten bakken of met een knop koffertjes geld bij elkaar raden. Misschien kunnen zijn vrouw en twee dochtertjes snel naar hen toekomen.
Warme kleding, eten, een huis, scholing, het lijkt ineens allemaal dichtbij. Hij wil er best voor werken. Hij heeft zijn hele leven tenslotte gewerkt, waarom nu dan niet? Hij kan andere vluchtelingen helpen. Ze les geven misschien. Hij was in zijn land een gerespecteerd leraar. Hij kan dat hier voortzetten. Maar hij wil ook best helpen op een boerderij, in een winkel of in een fabriek. Als dit nieuwe land hem helpt, wil hij beslist iets terug doen.
Een lach breekt zijn gezicht in tweeën. Een klein moment van stil geluk.
Misschien kan zijn zoontje zelfs gaan voetballen over niet al te lange tijd. Als ze in het land van Robben terechtkomen… Of van Van Persie.
Hij is de mensen nu al dankbaar.
Zijn vingers vinden weer het stukje stof op zijn jas.
‘The angel helped you, my friend,’ hoort hij naast zich. Zijn ogen vinden de blauwe ogen van een jonge vrouw. Vriendelijk knikt ze naar de beschermengel die zijn vrouw op de jassen heeft genaaid.
Stralend kijkt hij haar aan.
‘Yes, it did,’ zegt hij dan.
Hij weet niet dat zijn reis nu pas echt begint.
Onderweg naar hét vrije land…
Mooi, aangrijpend, goed. Dank je wel
LikeLike
Mooi geschreven.
LikeLike
Prachtig!
LikeLike
Ik hoop dat zijn dromen uitkomen.
LikeLike
Ooooo… heel mooi.
LikeLike
Wauw! Wat mooi geschreven en hoe echt… helaas wil ik er haast bijschrijven.
LikeLike
Tja… helaas inderdaad… 70 jaar geleden droegen mensen op de vlucht ook een embleem. Helaas geen beschermengel… 😦
LikeGeliked door 1 persoon
Nee… inderdaad. Toen ik dit schreef, was de vluchtelingen kwestie lang niet zo als nu… de actualiteit achterhaald mijn hoofdstukken hier en daar… helaas wil ik haast zeggen.
LikeLike
Dat hoop ik ook voor al die mensen, zoals ook hier velen zijn geholpen in andere landen ooit in WWII en erna…
X
LikeLike
Hoop
LikeLike
Heel knap geschreven! En die beschermengel, zo mooi bedacht.
LikeLike
Ik dacht eerst dat het over de oorlog ging omdat ik dacht dat het een Jodenster was… Dit is net zo erg! Op de vlucht slaan om aan kwaad te ontkomen, vreet aan ieder mens. Je hebt je knap ingeleefd. Mooi geschreven!
Lieve groet
LikeLike
Kippenvel !
LikeLike
Zeer mooi en gevoelig stukje!
LikeLike
Wowww, sprakeloos… Ik heb gezien hoe gevaarlijk die vlucht is. Als je dat je gezin aan doet, hoe verschrikkelijk moet dan het alternatief zijn?
LikeLike